woensdag 11 maart 2009

Tempo, Martin Bril en 'leentweeling'


In één van zijn stukjes voor de NRC schrijft Martin Bril over een avondwandeling met zijn hond waarin hij de hond het tempo laat bepalen. En de weg. Een mooi, beeldend stuk.
Vroeger had ik het niet zo op Martin Bril. Het leek me een tamelijk fantasieloze macho en zijn schrijverij leek me behoorlijk overschat, hoewel ik daar totaal niet over oordelen kon omdat mijn kennis van zijn vakmanschap zich beperkte tot het sporadisch lezen van de column over Evelien. Heb mijn mening drastisch moeten herzien na het lezen van de ontroerende voorpublicatie van een aantal bladzijden uit 'Mijn leven als hond' in het magazine van de Volkskrant. Qua vorm een origineel concept. Bewonderenswaardig,ook, hoe de schrijver zijn ziekte aankaart zonder zelfbeklag, zonder sentimentaliteit, maar ook zonder valse 'stoerheid'. Zijn columns voor de NRC lees ik met stijgende bewondering. Dat iemand zoveel kan schrijven in het aangezicht van de dood, zich ertoe weet te zetten en telkens weer zulke parels produceert vind ik erg knap.

Mooi is ook zijn (alweer wat oudere) gedicht over momenten van klaarheid.

Wat we willen:
Momenten
Van helderheid
Of beter van grote klaarheid
Schaars zijn die momenten
En ook nog goed verborgen
Zoeken heeft dus
Nauwelijks zin, maar
Vinden wel
De kunst is zo te leven
dat het je overkomt
Die klaarheid, af en toe.
MARTIN BRIL



Ik heb mijn hondjes nog nooit het tempo of de route van de wandelingen laten bepalen (in hun geval lijken de gevolgen me nauwelijks te overzien nl), maar dat deed ik vroeger wel af en toe met mijn zoon Thomas. Het kwam dan voor dat we drie uur deden over een blokje om. Maar ja, dan waren er wel sprookjes over de maan, over dorstige bloemen en angstige kabouters aan te pas gekomen.

Op woensdagen hebben we een "leentweeling" te spelen en met hen herhaal ik dit ritueel. We doen gemiddeld twee uur over de tamelijk verwaarloosbare afstand tussen hun peuterspeelzaal en mijn huis. Onderweg wordt er door de dametjes gemopperd over los zittende stoeptegels, wordt er gedanst, wordt er geroepen 'ik wil naar Monique!' of 'ik wil naar Koen' of 'gaan we naar de kinderboerderij?', worden er bloemen geplukt, worden wildvreemden aangesproken en worden er gesprekken met papegaaien gevoerd.

En het is alleen nog op die woensdagen dat die momenten van klaarheid waar Bril over schrijft binnen bereik lijken te liggen.

Geen opmerkingen: