maandag 19 januari 2009

Ode aan Brel

Wanneer hoorde ik voor het eerst een lied van Brel?
Deze prangende vraag hield me dit weekend lang bezig. Was het in de studeerkamer van mijn vader, die magische plek vol kranten en boeken waar het altijd naar sigaren rook en waar ik als kind altijd 'grote mensen'-dingen zag staan, zoals flessen met whisky en campari. Die plek, ook, waaruit altijd klanken kwamen. Bach, Beethoven, Mozart, Albinoni, Bruch. De zangeres Soledad Bravo, maar ook Edith Piaf en Barbara. Liedjes van Montand, maar ook van Ferrat en van Brel. Ze maakten allemaal indruk.

Brel associeer ik met zondagmiddagen in Amsterdam, omdat ze in mijn stamkroeg destijds steevast nummers van deze bijzondere Belg draaiden op zondagmiddag.

En Brel kreeg natuurlijk nog meer betekenis voor me toen ik in België ging wonen. Ik hield van dat land en bovenal hield ik van Vlaanderen. In mijn hoofd klonk 'mijn vlakke land, mijn Vlaanderenland' telkens als ik uit Den Haag terug reisde naar België met de trein en de torens van Gent zag opdoemen.

Ook nu nog raak ik soms ondersteboven van zijn talent. In mijn jonge jaren waren het vooral de nummers over liefde en passie waaarin ik herkenning vond: 'Le prochain amour', 'Mathilde', 'la chanson des vieux amants' maar met het voortschrijden van de tijd kreeg ik een nieuwe favoriet 'Les vieux'. Wat zit dat nummer goed in elkaar. Hierin beschrijft Brel het leven van ouden van dagen, met hun kleine wereld die bijna tot stilstand komt, hun stramme lijven, hun rimpels. Als rode draad door het nummer loopt de klok in de zitkamer, de klok die voortdurend tikt, als symbool voor de tijd die onherroepelijk verstrijkt en de dood die om de hoek loert. Brel pakt het knap aan, want eerst gaat het over hoe de klok tikt voor de 'oudjes', hoe die klok eigenlijk zegt 'ik wacht jullie op', deze boodschap maakt Brel steeds directer door een subtiel gebruik van taal. Op het allerlaatst komt de uitsmijter want dan zegt Brel niet meer dat die klok wacht op de 'vieux', de oudjes dus, die hij zo meesterlijk beschrijft, maar dan zegt hij 'de klok die ONS opwacht'. In cauda venenum.

Brel is zelf niet oud geworden. Het is hem vergaan zoals in het door hem geschreven 'Le moribond' (zou hij dat nou wel of niet hebben geschreven toen hij zelf stervende was? Wie het weet mag het me mailen), waarin hij tegen zijn geliefde zegt: "je prends le train d'avant le tien, mais on prend tous le train qu'on peut". (Letterlijk: ik neem een trein eerder dan jij, maar we nemen allemaal de trein die we kunnen nemen, maar een letterlijke vertaling doet Brel geen recht).